Stadsvernieuwing is van alle tijden en vroeger ging dat zo. Men markeerde een oude wijk, de boel ging tegen de vlakte, er verrees het nieuwste van het nieuwste en dat dan honderdmaal en tussendoor groeide – met een beetje mazzel – een stukje gazon. Men harkte alles aan kant en voilà, een nieuwe wijk was geboren en iedereen gelukkig. Maar niet. Want het is wel leuk, al die nieuwe huizen, maar het heeft geen ziel en alles bij elkaar lijkt het net op Rotterdam. En als je nu ergens niet wilt wonen…
Tegenwoordig doet men het anders. De boel gaat tegen de vlakte, nieuwe blokken verrijzen en dat dan honderdmaal, men harkt alles aan, maar nu – noem het voortschrijdend inzicht – staan er nog enkele relikwieën uit de tijden van weleer. Dat kan een badhuis zijn, een werkloze watertoren of een directiewoning uit de tijd dat een directie er nog toe deed. Dat is precies de redding van de wijk. Vaak fungeert zo’n gebouw als clubhuis voor de buurt, binnen is het hip en happening en toch lijkt het alsof je teruggaat in het rijke verleden van ooit. Teletijdmachines, dat zijn het.
Vergelijk het met een gistingsproces. Je hebt een klein beetje oude gist nodig om nieuwe cake te bakken. Daardoor ontstaan mooie nieuwe dingen. De vriendschapscake Herman is op dat principe gebaseerd. Je geeft een beetje gist aan vrienden, tezamen met een recept. Dan bak je de cake en geeft gist en recept vervolgens door. Het is een soort kettingbrief van vriendschap. Die oude gebouwen in al die nieuwe buurten zijn de schakels van die ketting. Ik wens elke buurt zijn eigen cake Herman toe.