Rust. Overdag lijkt het niet te vinden in de straten van Amsterdam. Constant lawaai van trams, de altijd nabije ringweg, oververhitte automobilisten, toeristen met van die verschrikkelijke rolkoffertjes; zelfs de eenden in de Amstel zorgen voor een hoop kabaal. Maar heel soms is het stil. Tijdens een mistige namiddag. De vochtigheid lijkt het geluid van de snelweg te dempen. Er zijn ineens weinig mensen op straat, maar misschien is dat ook omdat ik ze niet zie door de mist. Mijn punt is: rust bestaat in Amsterdam. Soms.
Zo’n verstild schouwspel trof ik laatst, toen ik terugfietste naar huis. Ik volgde de Amstel zuidwaarts, en dat is altijd leuk, totdat je zo’n nare bocht moet maken bij de Omval. Zit je ineens weer midden in het verkeer. Maar laatst dus niet. Er was niemand. Ik fietste over de brug bij de Spaklerweg en keek naar rechts. Door de mist was er heel weinig te zien, maar net genoeg om bijna van mijn fiets te vallen. Wat een zalig niets! Wat een mist! Er is niemand in de stad. Ja, dat liedje van de Dijk. Ineens kreeg het zijn betekenis. Het kan. In Amsterdam. Niemand in de stad, behalve ik.