De Duitse en de Chinese Muur

Ze zijn verdwenen! Mijn halve leven in Harlingen keek ik er tegenaan. Ik ben er in geboren, ik speelde erop en ik fietste er doorheen. Ze lagen kris kras verspreid en bedekten de halve stad. Maar nu zijn ze er niet meer. Opgelapt. Weggepoetst. Verdreven door de oprukkende beschaving.

Rafelranden. Iedere stad had er een aantal en wij in Harlingen hadden er meer dan evenredig veel. Een rafelrand is een stukje stad waar de gemeente niets aan doet en dat in de loop der tijden een eigen leven is gaan leiden. Vroeger deed de gemeente niet zoveel, dus waren er veel rafelranden. De Willemshaven bijvoorbeeld. Prachtige oude bende en een paradijs voor elk kind.

Maar nu biedt de haven een allerminst rafelranderig uiterlijk. De hijskraan is een luxe B&B, de KNRM heeft een nieuw jasje aan de kop van de kade en er zijn toiletten en douches voor de overnachtende zeiler. Iets dichterbij glinstert de vuurtoren (ook een B&B) in de zon, achter een futuristische trap, die naar de Chinese muur leidt. Het is allemaal even hip en happening. Alleen de loodsen van Hubert Jans zijn nog net zo vervallen als vroeger.

Ik vind het wel mooi, moet ik zeggen. Het is keurig, opgeruimd. Ik krijg er een beetje een Disney-land gevoel bij. Ook als je achter de Chinese muur kijkt, is er stevig gebouwd. Daar waar Welgelegen en Dukdalf lagen is nu een hele nieuwe wijk. Nou ja, Dukdalf is niet meer dan een gapend gat, maar dat is op zich al een verbetering.

Over de Chinese muur sleept een moeder een blèrend kind voort. De trein gemist, denk ik nog. Haar gezicht staat op onweer en het kind wil overal naar toe, behalve waar zijn moeder heen gaat. Om de pas krijgt het een corrigerende ruk aan zijn armpje. Het kind doet er nog een schepje bovenop en zet het op een onbedaarlijk krijsen. De moeder staat stil en er gaat een vermanende vinger de lucht in. “Und jetzt pass auf!”. In het Duits. Toeristen. Was ik vergeten. Sommige dingen veranderen nooit.